
Spreekwoorden: (1914)
Op zijn paard(je) zijnd.w.z. verstoord, kwaad, boos zijn of worden; eig. onmiddellijk te paard stijgen om een gevecht te beginnen. Eene sedert de middeleeuwen vrij gewone uitdrukking, die ook nu nog dialectisch voorkomt. Vgl. Mnl. Wdb. VII, 1822: Si spranc so lichtelike op haer paert (werd zoo spoed...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Op zijn paard(je) zijnd.w.z. verstoord, kwaad, boos zijn of worden; eig. onmiddellijk te paard stijgen om een gevecht te beginnen. Eene sedert de middeleeuwen vrij gewone uitdrukking, die ook nu nog dialectisch voorkomt. Vgl. Mnl. Wdb. VII, 1822: Si spranc so lichtelike op haer paert (werd zoo spoed...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.